OVER DE ACHTERGEDACHTE VAN DE TENTOONSTELLING 'NIET LANGER VAN LAND' 6 nov 2011 / 6 jan 2012 bij galerie D.J. DE BOER
etsen, schilderijen en videowerk
Walter Pater heeft gezegd dat ‘alle kunsttakken de hoedanigheid van muziek, niets anders dan pure vorm, nastreven’. Volgens J.L.Borges heeft de Engelse kunst- en literatuurcriticus en essayist dat in 1877 gezegd. Het jaar ook ongeveer waarin Cézanne (1839-1906) volgens eigen zeggen ‘de primitieve schilder van een nieuwe kunst’ werd en parallel aan de natuur, en niet langer naar de natuur, begon te schilderen.
Het is dus niet onlogisch, dat in de eerste verhandeling over abstracte beeldende kunst, Kandinsky’s Über das Geistige in der Kunst uit 1912, parallellen met de muziek worden gemaakt en de vraag wordt gesteld waarom ook de schilderkunst niet ‘in plaats van de natuur na te bootsen, slechts een aaneenschakeling van melodie en ritme brengen kan die geen bepaald object meer voorstelt’. Kandinsky (1866-1944) stond met zijn streven om de middelen die aan de muziek eigen zijn ook in zijn eigen kunst te onderzoeken niet alleen. En al evenmin met zijn afgunst jegens het gemak en de vanzelfsprekendheid waarmee zijn bedoelingen ‘in de meest immateriële kunst’, in de muziek, verwerkelijkt konden worden. Een schilder als Ciurlionis bijvoorbeeld, die leefde van 1875 tot 1911, wilde ‘een synthese tot stand brengen tussen de schilderkunst die slechts ruimtelijk is en de muziek die slechts met de tijd kan rekenen’.
Deze tentoonstelling bestaat uit een nieuw videowerk op huiskamerformaat en een klein retrospectief met etsen, schilderijen en eerdere videowerken. Op mijn vroegere werk zijn eerder genoemde ideeën van grote invloed geweest. Let wel, de ideeën van genoemde pioniers, niet hun vormen.
In mijn etsen en schilderijen (1973-1985) heb ik mij aangesloten bij die richting in de beeldende kunst die zich in het verlengde van de avant-gardistische kunst op verdergaande reductie van de beeldende middelen had toegelegd en naar een geïdealiseerde, geësthetiseerde wereld streefden. Dit heeft zich bij mij vertaald in werken in series vooral, gebruikmakend van structuren als in de polyfone muziek - fugatische verschuivingen, spiegelingen, omkeringen enzovoort - met een sterk accent op de vorm (de vorm is de inhoud).
Maar er is, en was, natuurlijk meer. Bovendien raakte het avant-gardisme besmet en ikzelf werd ook wat ouder. Opnieuw Borges wanneer hij Pater citeert: ‘Muziek, staten van geluk, mythologie, gezichten gevormd door de tijd, bepaalde schemeringen en bepaalde plekken willen ons iets zeggen, of hebben ons iets gezegd dat ons niet had mogen ontgaan; die op handen zijnde onthulling, die zich niet voltrekt is, misschien, de esthetische werkelijkheid.’
De esthetische werkelijkheid, Paters of Borges' esthetische werkelijkheid, was toch wel iets meer dan de geësthetiseerde ‘vorm=inhoud-wereld’ die mij tot dan toe voor ogen zweefde.
Inmiddels (1985) waren er nieuwe disciplines in de beeldende kunst ontstaan die zowel de ruimtelijkheid van de visuele kunst als de tijdgerelateerde akoestische kunst in zich verenigden: de installatiekunst en de videokunst, en dan vooral de video-installatie. De overstap naar deze discipline heeft het mij mogelijk gemaakt om de uitgangspunten van mijn werk als schilder-graficus, die ik in hun gerichtheid op de vorm toch wel als knellend ervoer, ook op een inhoudelijke manier toe te passen en mijn werkterrein te verbreden.
ndk, aug/okt 2011
|