< appendix 2 menu

< Terra Morale addenda , 50% beekd

 

 

 

 



DE GOUDEN TAK

symbool van de kunst en teken van initiatie in de esthetische werkelijkheid

 

Fragment uit de lezing Terra Morale – natuur, mythe en moraliteit, gehouden op 18 januari 2000 in het kader van de oeuvretentoonstelling Terra Morale – Malebolge in het Nederlands Instituut voor Mediakunst, Montevideo/TimeBasedArts te Amsterdam.
Deze tekst is het sluitstuk van de lezing en is een persoonlijke interpretatie van het motief van de gouden tak uit het zesde boek van Vergilius' Aeneis.
De gouden tak is een attribuut dat een levend wezen mee moet nemen om de Onderwereld binnen te kunnen treden én om er weer levend uit terug te keren
.

 

Volgens R.D.Williams is er niets bekend over Vergilius' bronnen voor de gouden tak. Deze tak zou een geheimzinnige talisman zijn, waarvan de volkenkundige betekenis niet met nauwkeurigheid is te benoemen. Williams wijst daarbij op The Golden Bough, A study in magic and religion van Sir James Frazer (een groots, baanbrekend en invloedrijk werk over vergelijkende antropologie en volkenkunde, geschreven in de periode 1890-1915) waarin Frazer een verband legt met boommagie, in het bijzonder met de maretak (mistletoe), een verband dat Vergilius in een vergelijking zelf ook legt. (…) De tak is in het commentaar van Williams vooral een symbool van mysterie, van licht in de duisternis of leven in de dood. (…)

Er zijn commentatoren die de symbolische betekenissen die Williams aan de gouden tak geeft, onzin vinden. D.A.West bijvoorbeeld, in The Bough and the Gate - dat onderdeel uitmaakt van Harrison's Oxford Readings in Vergil's Aeneid.
Volgens West is de gouden tak geen 'mistletoe' of wat voor plant dan ook, maar een metaal. Bovendien kan de tak geen mistletoe zijn om de eenvoudige reden dat hij met mistletoe wordt vergeleken en iets niet met zichzelf vergeleken kan worden. De tak zou geen mystieke of symbolische bijbetekenissen hebben, maar met mistletoe vergeleken zijn vanuit diverse (West noemt er vier) visuele betrekkingen. Er zijn dus geen verwijzingen naar magie, naar onderwereld of winter, of naar leven of dood. Maar naar wat dan wel?

Volgens West is de gouden tak een teken van het geïnitieerd zijn - in dit geval van Augustus - in de mysteriën van Eleusis (geheime godsdienstplechtigheden ter ere van Demeter en Persephone); een teken van de ingewijde tijdens zijn mystieke reis naar het land van de doden. (Hoezo, vraag ik mij als lezer af, geen verwijzing naar onderwereld of winter, of naar leven of dood?) Maar wat ondanks deze innerlijke tegenspraak in dit commentaar wel interessant is, is dat West in de verzen met de gouden tak een Platoonse inbreng ziet in de visie op de geschiedenis van Rome, die Vergilius aan de hand van de reis van Aeneas door de onderwereld ontvouwt. West verwijst daarbij naar Plato's mythe van Er in het tiende boek van diens Politeia, die ook een verslag van een bezoek aan de onderwereld bevat. Deze Platoonse doorwerking ziet West ook in de passage bij het verlaten van de onderwereld, het passeren van de poort van de valse dromen en niet die van de ware dromen.

De conclusie van West is deze. De gouden tak en de poort van de valse dromen zijn beide aan Plato ontleend: de gouden tak als een toespeling op het ingewijd zijn aan het begin van de afdaling in de onderwereld - en de poort van de valse dromen als een ontkenning van alles wat tijdens de afdaling gezegd is aan het einde ervan. De afdaling is namelijk ook een uiteenzetting van de idealen van het rijk van Augustus, maar deze stralende visie heeft zijn schaduwzijde. De poort van de valse dromen drukt voorbehoud en twijfels uit en is een teken van subtiel opkomend scepticisme, van nederigheid en melancholie, waarmee Vergilius de onzekerheid van de mens over de schikkingen van de goden toelaat.

Hoe het ook zij - voor beide visies, Williams en West, valt wel wat te zeggen (en ik zie de visie van West eerder als een belangwekkende aanvulling op de visie van de eerste) maar wat moet ik nu, in deze tijd aan met het motief van de gouden tak?
Voor mij - ik die niet in het bestaan van een onderwereld (of zielsverhuizing) of van schikkingen van de goden geloof, maar die zich wel met het idee van de dood en met de maalstromen van de werkelijkheid en van zijn onderbewustzijn moet kunnen verzoenen - zou de gouden tak een symbool van de kunst kunnen zijn: een teken van initiatie in wat Borges in zijn 'De cultus van het boek' de esthetische werkelijkheid heeft genoemd.

'in 1877 al zei Pater dat alle kunsttakken de hoedanigheid van muziek, niets anders dan pure vorm, nastreven. Muziek, staten van geluk, mythologie, gezichten gevormd door de tijd, bepaalde schemeringen en bepaalde plekken willen ons iets zeggen, of hebben ons iets gezegd dat ons niet had mogen ontgaan, of staan op het punt ons iets te zeggen; die op handen zijnde onthulling, die zich niet voltrekt is, misschien, de esthetische werkelijkheid.’

 

> Natuur, mythe en moraliteit  -  > To transfer or to transform