afb: schematekening van het chtonisch basisidee van de tentoonstelling

 

< terug naar Terra Morale

< terug naar hoofdmenu

OVER HET CHTONISCH BASISCONCEPT VAN TERRA MORALE - MALEBOLGE BIJ MONTEVIDEO/TBA

 

Het basisidee van Terra Morale - Malebolge kan schematisch met drie lijnen in drie verschillende richtingen - horizontaal, verticaal en diagonaal - weergegeven worden.

Terra Morale (horizontaal) omvat de cyclus van de videowerken als geheel, zoals die, indien de ruimte zich daartoe had geleend, zowel op basis van de eigen vorminhoud van de werken als op hun onderlinge samenhang, in principe over één verdieping verdeeld opgesteld had kunnen worden: Bulicame, Palinuro, Miseno, Vulcano Eolico en een centrale installatie, die tevens een zelfstandig werk (bijvoorbeeld Dis of Faro Anteo) had kunnen zijn.

Malebolge (verticaal) slaat op de inrichting van de tentoonstelling, in dit geval de verdeling van de cyclus van videowerken ten behoeve van deze tentoonstelling rond een centrale verticale as over drie verdiepingen, waarbij de denkbeeldige centrale installaties van de bovengelegen verdieping in de video-opbouw op de benedenste verdieping samenvallen.

Daarnaast zijn er (parallel) een tweetal nieuwe werken die de horizontale en verticale indeling van de tentoonstelling op een ‘diagonale’ manier vanuit zoiets als een meer persoonlijke mythologie met elkaar willen verbinden: Nox Umida in de annexruimte op de bovenste verdieping en de installatie op de benedenste verdieping, die in dit geval de titel Malebolge krijgt.

De verticale en horizontale indeling van de tentoonstelling zijn voor een groot deel op voorstellingen van de onderwereld bij de antieken (Plato en Vergilius) en op Dante's Inferno gebaseerd. (Ook de diagonale indeling heeft er mee te maken, maar is tegelijkertijd een apart verhaal, waarop hier niet dieper wordt ingegaan.) Het gaat daarbij vooral om drie chtonische watervormen: de allesomringende wereldstroom, chtonische meren (beide zowel onderaards als op het aardoppervlak) en onderaardse stromen als rivieren, watervallen en beken.

Een omringende en de aarde doordringende wereldstroom - Okeanos - bij Plato.

Een toegangsmeer tot de onderwereld - Avernusmeer - bij Vergilius.

Onderaardse meren:
het Acheroesische, Phlegeische en Stygische meer bij Plato; de (bevroren) Cocytus bij Dante.

Stromen:
Acheron, Styx en Phlegeton bij Plato, Vergilius en Dante; de Cocytus bij Plato en Vergilius; de Lethe bij Vergilius en Dante.

Watervallen bij Plato en Dante.

Bij Dante ook een ziedende beek die hij met de Bulicame bij Viterbo in Italië vergelijkt.

Deze machinerie van de klassieke onderwereld, waarbij Acheron en Styx nogal eens doorelkaar lopen, heeft zowel als leidraad gediend voor de indeling van de tentoonstelling: de verdeling van de videowerken over de drie verdiepingen van het gebouw van Montevideo/TBA, die daarmee elk een
eigen karakter krijgen:

2e        stygisch            Palinuro (okeanisch) en Miseno (avernisch)
1e         phlegeisch        Bulicame en Vulcano Eolico
Bg        acheroesisch    de video-opbouw Dis van Malebolge

als voor het nieuwe werk Malebolge op de begane grond verdieping. Bovendien zijn bepaalde aspecten ervan ook terug te vinden in het parallelle werk Nox Umida.

(ndk 2000)

 

> Bulicame   > Palinuro   > Miseno   > Palinuro en Miseno   > Vulcano Eolico
> Het Lied van Hylas   > Nox Umida   > Malebolge   > Lezingen van het  Blauwe Uur
> Terra Morale   > De K van Skylla   > Oude Oceaan
> Niet Langer van Land   > overige projecten