HET LIBRETTO ALS VERTELLING
PRELUDE EN PROLOOG
(Helikon, Aphrodite-trioditis)
Zeus dringt zich aan Nemesis, godin van de wrekende gerechtigheid, op en zit haar over heel de aarde en de zee achterna. Zij neemt om aan hem te ontkomen voortdurend andere gedaantes aan, maar slaagt er niet in haar belager, die zich in steeds wildere en snellere dieren verandert, van zich af te schudden. Uiteindelijk verkracht Zeus haar in de gedaante van een zwaan, daarbij geholpen door Aphrodite, die zich in een adelaar veranderd had en deed alsof zij de zwaan achternazat. De zwaan zocht en kreeg bescherming bij Nemesis, die weer haar oorspronkelijke gedaante aangenomen had en niet wist dat Zeus zich in een zwaan had veranderd. Zij legt op de helling van de berg Helikon een ei - het ei waaruit Helena, om wie de Trojaanse oorlog ontbranden zal, geboren zal worden.
De berg Helikon bij avond. Nemesis kijkt van een afstand toe hoe al het herdersvolk uit de omgeving komt toegestroomd, nadat het ei door een naar huis terugkerende herder gevonden is en - zoals een dichter ooit heeft gezegd - ‘door hemelse tekens daartoe aangespoord’ in processie wordt meegenomen.
(Troje)
Palinouros, een Trojaan, bevindt zich met een aantal metgezellen op een heuvel iets buiten de akropolis van het brandende Troje. Het loopt tegen zonsopgang, de stad is die nacht gevallen en wordt nog steeds door de Griekse veroveraars uitgemoord en geplunderd. Palinouros, die de stuurman van Aineias’ vlaggeschip zal worden, is door Aineias vooruitgestuurd om de Trojanen die zijn aangewezen om met hem in ballingschap te gaan, op deze plek op te vangen.
De heuvel stroomt geleidelijk aan met Trojaanse mannen en vrouwen vol die, aangewezen of niet, Troje ontvluchten. Als laatsten bereiken Aineias en zijn naaste volgelingen de heuvel, waaronder zijn vader Ankhises, zijn zoon Askanios en de trompetter Misenos, die Aineias tot zijn legeraanvoerder zal benoemen.
Misenos sleurt een heftig tegenstribbelende en jammerende jonge vrouw met zich mee. Zij is Helena de Jongere, dochter van Helena die ooit van Sparta naar Troje was ontvoerd en om wie de Trojaanse oorlog was begonnen. Helena de Jongere doet in het bijzijn van alle aanwezigen vergeefs een beroep op Aineias en Misenos om haar bij Helena, haar moeder, te laten blijven. Aineias, zoon van Aphrodite, had het liefst uit wraaklust voor de ondergang van zijn stad Helena, de moeder, als trofee meegevoerd, maar had het vanwege de bescherming die Helena van Sparta én Troje van de kant van zijn moeder en Zeus geniet, bij de dochter gehouden.
Aineias spreekt zijn volgelingen toe en doet zonder enige emotie te laten blijken verslag van zijn recente ontmoetingen met de schimmen van zijn vrouw Kreousa, die die nacht in Troje omgekomen is en zijn wapenbroeder Hektor, die al eerder was gesneuveld. Zij hebben hem onthuld waarom zij allen die hier staan uit Troje weg moeten gaan en wat het uiteindelijke doel van hun vlucht en ballingschap zal zijn: Hesperia, waar voor allen nieuw geluk en een rijk zullen wachten.
Onder geweeklaag van een wanhopige Helena de Jongere die door Misenos wordt meegevoerd, dalen Aineias en zijn volgelingen de helling onder langs de brandende Trojaanse akropolis af, op weg naar het strand waar zij een vloot zullen bouwen. Palinouros, door de brute behandeling van de jonge Helena van zijn stuk gebracht, volgt als laatste. Hera zoekt haar rivale Aphrodite op, die vanaf de top van de heuvel het vertrek van haar zoon en zijn volgelingen heeft gadegeslagen. Hera, die aan de kant van de Grieken staat en de val van Troje als een overwinning beleeft, uit haar ongenoegen over de ontvoering van de jonge Helena door Aphrodite’s zoon, ook al is zij de dochter van een vrouw wier ontrouw voor haar een belediging is geweest. |